Vocabulary


This local copy which is for quick reference only doesn't contain sound files. If you want listen pronouncuiation of all listed words you should access original page at http://www.blue.demon.nl/dutch/vocabul.htm


0, nul" nul
1, een"
(Also written as "e e n" or "één" to distinguish it from the article "een")
een
2, twee" twee
3, drie" drie
4, vier" four
5, vijf" five
6, zes" six
7, zeven"
(also pronounced as "zeven)
seven
8, acht" eight
9, negen" nine
10, tien" ten
11, elf
(also pronounced as elf)
eleven
12, twaalf (also pronounced as twaalf) twelve
13, dertien thirteen
14, veertien fourteen
15, vijftien fifteen
16, zestien sixteen
17, zeventien seventeen
18, achttien eightteen
19, negentien nineteen
20, twintig twenty
21, eenentwintig twenty one
22, tweeëntwintig twenty two
23, drieëntwintig twenty three
24, vierentwintig twenty four
25, vijfentwintig twenty five
26, zesentwintig twenty six
27, zevenentwintig twenty seven
28, achtentwintig twenty eight
29, negenentwintig twenty nine
30, dertig thirty
40, veertig fourty
50, vijftig fifty
60, zestig sixty
70, zeventig seventy
80, tachtig eighty
90, negentig ninety
aan (give) to,
at (her bedside),
on (board),
on (the wall)
achter behind, after, at the back of
alle all (all objects)
arm poor (also the noun arm)
auto car [de (m), auto's]
badkamer bathroom (not the lavatory) [de, badkamers]
balkon balcony [het, balkons]
bank couch (also bank (the money thingy)) [de, banken]
bed bed [het, bedden]
begrijpen to understand, comprehend [begrijp, begrijpen, begreep, begrepen, begrepen (no extra 'ge')]
beneden below, beneath, under, downstairs
blauw blue [blauwe]
bloem flower [de, bloemen]
boek book [het, boeken]
boven above, over (upwards of), upstairs
brief letter [de (m), brieven]
brood bread [het, broden]
bureau desk, bureau, (police) station, (travel) agency [het, bureaus]
computer computer (watch the special 'pu' pronounciation) [de (m), computers]
daar there
de the (male/female/unisex)
deur door [de, deuren]
dik big, bulky, fat
dochter daughter [de (v), dochters]
doen to do [doe, doet, doen, deed, deden, gedaan]
dom dumb
door through (the door), by (the author),
due to (the rain)
douchen to take a shower [douch, doucht, douchen, douchte, douchten, gedoucht]
drinken to drink [drink, drinken, dronk, dronken, gedronken]
dun thin
een a/an
eetkamer dining room [de, eetkamers]
en and
Engels English [het, no plural
eten to eat [eet, eet, eten, at, aten, gegeten]
fluisteren to whisper [fluister, fluisteren, fluisterde(n), gefluisterd]
foto fotograph [de, foto's]
gaan to go, go to ... [ga, gaat, gaan, ging, gingen, gegaan]
gang passage of a house (and some other uses) [de, (m), gangen]
garage garage [de (v), garages]
gebeuren to happen, occur, come about [gebeur, gebeuren, gebeurden, (zijn) gebeurd (no extra "ge")]
geel yellow [gele]
gek crazy, weird, mad, silly, silly, nuts (also the noun madman)
geld money [het]
geven to give [geef, geeft, geven, gaf, gaven, gegeven]
gokken to gamble [gok, gokken, gokte, gokten, gegokt]
grijs grey [grijze]
groen green [groene]
groot big
haar her, hers, also hair [de and het, haren]
hal hall [de hallen]
hebben to have [heb, hebt, (hij heeft), hebben, had, hadden, gehad]
hem him
hen them (after "aan" or "voor" in directional, cooperative way)
het it/the (neutral), or
it (possesive)
het's its
hij he
hoe how
hond dog [de, (m), honden]
huilen to cry [huil, huilen, huilde, huilden, gehuild]
huis house [het, huizen]
hun them, their
ie he
ik I
in in (a house), at (a plane), 
on (a committee)
ja yes
je you (singular)
jij you (singular)
jou you (possesive)
jullie you (plural), or
you, yours (plural, possesive)
kamer room [de, kamers]
kast cupboard, wardrobe, chest, cabinet [de, kasten]
kat cat [de, katten]
kelder cellar [de, (m), kelders]
kennen to know, be acquinted with [ken, kennen, kende, kenden, gekend]
keuken kitchen [de, keukens]
kijken to look [kijk, kijken, keek, keken, gekeken]
kind child [het, kinderen]
klein small
kleur color [de, kleuren]
komen to come (lotsa other uses, we'll come (no pun intented) to them later) [kom, komen, kwam, kwamen, (zijn) gekomen]
kunnen to can, be able [kan, jij/u kunt/kan, hij kan, kunnen, kon, konden, gekund]
kus kiss [de (m), kussen]
kussen to kiss [kus, kussen, kuste, kusten, gekust]
lamp lamp [de, lampen]
lepel spoon [de (m), lepels]
leren to learn [leer, leren, leerde(n), geleerd]
les lesson [de, lessen]
lezen to read [lees, lezen, las, lazen, gelezen]
lief sweet, nice, beloved, dear
liggen to lie, be situated [lig, liggen, lag, lagen, gelegen]
lopen to walk [loop, lopen, liep, liepen, gelopen]
mama (mamma, ma) mamma, mommy, mom [de, (v), mama's, mamma's, ma's]
man man [de, (m), mannen]
mens human [de (m), mensen]
mes knife [het, messen]
met with
mij me
mijn mine, also the mine [de, mijnen]
moeder mother [de, (v), moeders]
mooi beautiful, fine, pretty, handsome
muur wall [de (m), muren]
na after, in succession (and some others)
naar at/to (a directional point of view)look at go to
Nederlands Dutch [het, no plural]
nee no
niet not
oma grandma, granny [de (v), oma's]
onder under, beneath, below
ons us, ours, also 100-gram ounce (official no longer used, but still present in spoken language) [het, onsen, onzen]
ontdekken to discover, find out [ontdek, ontdekken, ontdekten, ontdekt (no extra "ge")]
op on (the chair), upon (the roof),
at (school), in (an island)
opa grandad [de (m), opa's]
papa (pappa, pa) papa, daddy, dad [de, (m), papa's, pappa's, pa's]
papier paper [het, papieren]
pen pen [de, pennen]
plafond ceiling [het, plafonds]
potlood pencil [het, potloden]
praten to talk [praat, praat, praten, praatte, praatten, gepraat]
radio radio [de, (m), radio's]
raam window [het, ramen]
rood red< [rode]
schip ship [het, schepen]
schrijven to write [schrijf, schrijven, schreef, schreven, geschreven]
slaapkamer bedroom [de slaapkamers]
slapen to sleep [slaap, slapen, sliep, sliepen, geslapen]
sommige some (some objects)
spreken to speak [spreek, spreken, sprak, spraken, gesproken]
staan to stand [sta, staat, staan, stond, stonden, gestaan]
stoel chair [de, (m), stoelen]
taal language [de, talen]
tafel table [de, tafels]
tegen against (and some more)
tellen to count [tel, tellen, telde, telden, geteld]
thuis at home, home
typen to type [typ, typen, typte(n), getypt]
tuin garden [de (m), tuinen]
tv tv [de, (v), tv's]
u you (polite form, singular and plural)
vader father [de, (m), vaders]
van of, from, belonging to
verven to paint (a house, not a painting) [verf, verven, verfde(n), geverfd]
vet fat
vies dirty, grubby, nasy, filthy
voor for, before, in front of (and some more)
vork fork [de, vorken]
vrouw woman, wife [de, (v), vrouwen]
waarom why
waar where
wat what
werken to work [werk, werken, werkte, werkten, gewerkt]
wc (w.c.) lavatory, w.c. [de, (m), wc's]
weten to know, be aware of [weet, weet, weten, wist, wisten, geweten]
wie who
wij we
wit white [witte]
woord word [het, woorden]
ze she/they
zeggen to say [zeg, zegt, zeggen, zei, zeiden, gezegd]
ziek sick
zien to see [zie, ziet, zien, zag, zagen, gezien]
zij she/they
zijn to be [ben, bent, (hij is), zijn, was, waren, (zijn) geweest], or
his
zingen to sing [zing, zingen, zong, zongen, gezongen]
zitkamer sitting-room [de, zitkamers]
zitten to sit [zit, zit, zitten, zat, zaten, gezeten]
zolder loft, attic [de, (m), zolders]
zoon son [de (m), zonen]
zwart black [zwarte]

-

Back to main